Printen: In de Download sectie vindt u een pdf-bestand, dat print veel mooier!

Maandag 25 april 2005

Het reglement staat op papier!
De meewerkend voorman deelt de reglementen uit. We moeten tekenen voor ontvangst. We zouden ze al een maand geleden krijgen maar nu is het dan zover.
Er staat een routebeschrijving in. Nu weten we dus hoe we hier moeten komen. Jippie!!!
Hieronder nog wat citaten:
“De kandidaat onthoudt zich van grof taalgebruik zoals vloeken, seksistisch getinte uitlatingen of religieus getinte opmerkingen.”
“De kandidaten dragen zorg voor persoonlijke hygiëne en een goed verzorgd uiterlijk (heel en schoon).”
“Indien de kandidaat activiteiten uitvoert die niet zijn opgedragen dan wel naar oordeel van de directie zonder aannemelijke verklaring niet op de daartoe aangewezen locatie van uitvoering te vinden is, geldt dat als ongeoorloofd verzuim.”

Dat is nog eens proza!!! En dan te bedenken dat veel mensen Nederlands niet als moedertaal hebben. Wat zullen zij hiervan begrijpen?

Van een meewerkend voorman moet ik ineens aan een andere tafel gaan zitten. Zogenaamd om een collega te vervangen want die moet een telefoontje plegen. Ik denk dat het in werkelijkheid erom gaat om mij uit te proberen. Kijken of ik me maar van hot naar haar laat sturen.

Zieke kippenvanger in spé krijgt controle
B. heeft net een gesprek gehad. Hij is laaiend. Hij moet kippen gaan vangen. Hij wil die baan niet maar het wordt hem gewoon opgelegd.
“Ik ben allergisch voor kippen,” heeft hij gezegd. Maar de productieleider vindt dat hij geschikt is voor die baan. Dus hij moet.
B. had zich vrijdag ziek gemeld. We werken van half negen tot half een. Hij ook. Maar hij kreeg dus controle om twee uur. Toen was hij niet thuis.
Zelf zegt hij dat hij net een boodschap aan het doen was. “Je moet toch eten.”

Dinsdag 26 april 2005

De kaarten zijn op. Iemand bij ons aan tafel gaat daarom maar nieuwe pakken halen. Achterin de hal staat de hele voorraad op een pallet. Het blijken weer nieuwe plaatjes te zijn. Die anderen waren zeker op. Tenminste dat is mijn conclusie.
Na een tijdje komt een meewerkend voorman bij ons.
“Wie heeft die nieuwe kaarten gehaald. Dat is niet de bedoeling. Eerst moeten die oude op. Wie heeft deze nou gepakt?”
Niemand zegt wat. Ik weet zeker dat hij denkt dat ik het ben maar ik ga mijn collega natuurlijk niet verklikken. Ook zeg ik maar niks over de werkverdeling die hier altijd achteraf plaatsvindt. En waarom er altijd een zondebok nodig is, begrijp ik ook niet. Met overdreven teneergeslagen ogen wacht ik de nieuwe orders af. De voorman besluit dat de nieuwe kaarten weer teruggaan naar de voorraad en dat de oude serie eerst wordt afgemaakt.

De klap
Op een gegeven moment komt een vrouw naar onze tafel: “Wil één van jullie bij ons aan tafel komen meehelpen, het schiet niet op.”
Dat doe ik. Wat blijkt: een collega heeft een ander voor zijn kop geslagen.
Aan de tafel van het slachtoffer worden de stapeltjes kaarten in de doosjes gedaan. De kaarten waren op. Een man liep naar de teltafel om daar setjes kaarten te pakken. Een man protesteerde. Maar het slachtoffer pakte toch een stapeltje waarop de ander hem sloeg.
Nu zit een voorman met de dader in het kantoortje te praten. Dat is weer een mooi staaltje van achteraf optreden. Deze voorman heeft daar een abonnement op.
De productieleider is er niet. De andere voorman ook niet, die is met een groep ‘dames’ van de middagploeg naar de V&D, in verband met vacatures of zo. Als zij er beiden wel zouden zijn geweest en als de werkverdeling een beetje soepel was geregeld dan was het helemaal niet gebeurd.

Iedereen zit ineens over het incident te ouwehoeren. Ik zie het slachtoffer aan zijn tafel zitten. Ik heb niet de indruk dat hij erg aangeslagen is en ik zie ook geen bult groeien op zijn hoofd. Ondertussen ben ik zelf wel aangeslagen. Ik vind dat nu wel bewezen is dat ze de veiligheid niet kunnen garanderen. Zal ik weggaan? Maar dan vestig ik ineens heel erg de aandacht op mijzelf en daar komt alleen maar meer rotzooi van. Ik besluit te blijven zitten en er later nog over te klagen.
Ik heb al eerder tegen de productieleider gezegd dat ze uit moeten kijken. Het heeft dus niet zoveel zin om dingen te zeggen. Ze doen er niks mee. Ik word er een beetje moe van. Kijk morgen wel hoe mijn pet staat.

Consulente speelt voor arbo-controleur
Een collega, (B.) heeft een papier bij zich. Erboven staat Arbo-dienst. De naam die erop staat ingevuld is van een consulente van SagEnn. Vrijdag heeft B. zich ziek gemeld. Toen is zijn consulente van SagEnn naar zijn huis gegaan en heeft deze brief in zijn bus gegooid. Haar naam staat erop, zij is consulente van SagEnn en werkt niet voor de Arbo-dienst. Het telefoonnummer dat erop staat is van SagEnn. Het is op zijn minst misleidend als het al niet grofweg valsheid in geschrifte is.

Twee anderen vinden het ook stom en halen de nieuwe productieleider erbij. Die gaat het vanaf volgende week overnemen van ook onzin dat B. kippen moet gaan vangen. Er gaan vreselijke verhalen rond over dat kippen vangen. B. zegt dat hij ‘tegen de vogelpest is’. Dat vind ik komisch.

In de loop van de ochtend duikt de productieleider opeens op. Zou hij erbij zijn geroepen omdat er geslagen is? Hij komt de werkvloer op en vraagt wie er in Wijchen wil werken bij een onderneming die in de maand mei mensen nodig heeft. Het gaat om stopcontacten.
”Wordt het betaald?” vraagt een vrouw.
”Aan het eind van de maand krijg je geld ja. Nee, het is met behoud van uitkering.”
De vrouw gaat verzitten als een vogel van wie een worm is afgepakt.
Ik vraag: ”Is het een commerciële onderneming?”
Hij denkt even na en zegt dan:”Ja, het is een commerciële onderneming.” De Marokkaanse vrouw die tegenover mij zit, geeft zich op voor de bijeenkomst.

Moeders krijgen twee weken vrij
Er is een probleem. Dat wil zeggen, er is verwarring.
De productieleider komt aan tafel en vraagt wie de luxe heeft van een kind en geen oppas kan regelen in de schoolvakantie, of ze hun naam willen opschrijven.
Ik kan niet laten om te roepen:”Nou, nou, nou wordt het hebben van een kind als een soort luxe hobby wordt afgeschilderd! Alsof ze die kinderen kunnen terugstoppen!!!
De vrouwen mogen de komende vakantie thuisblijven om hun kinderen op te vangen. De gemeente had kinderopvang moeten regelen. Dat is niet gebeurd. Daarom heeft SagEnn besloten de moeders vrij te geven.

Een collega zegt dat ze de klos is. Ze rookt niet en mist dus het recht op rookpauzes. Ze heeft geen kinderen en kan dus niet thuisblijven.

Aan het eind van de ochtend ben ik ‘chef plakband’. Dat betekent dat ik de doosjes met kerstkaarten moet dichtplakken.
B. stopt ze in grote dozen, vijftig pakjes per doos. Zo’n grote doos gaat naar een vrolijke man die vrijwel voortdurend met zo’n plakbandapparaat staat te zwaaien.

Een jonge Turkse vrouw is fors op haar uitkering gekort. Volgens de een 40 en volgens de ander 60 procent.
Een collega: “Dat heeft enorme impact op iedereen hier. Ik kan het niet volgen hoor, de één mag gewoon thuisblijven omdat ze kinderen heeft en zij wordt dan zo hard aangepakt. Ze zijn niet consequent.” Ze heeft gelijk.

Woensdag 25 april 2005

Ik praat met een nieuwe jongen. Hij was ook gepolst voor het baantje als kippenvanger. Het is vijf uur per dag. Je krijgt 1100 euro in de maand. Het is overal in Nederland. Met busjes wordt je naar de werkplek gebracht. Er zijn bepaalde ‘instapplaatsen’. De nieuwe jongen wil die baan ook niet. Hij zegt dat je drie keer mag weigeren. Als je dan nog niet ingaat op een verzoek om ergens te solliciteren kunnen ze je korten op de uitkering. Hij woont bij zijn ouders en krijgt 190 euro in de maand. Heeft dat nodig voor de verzekeringen en zo. Is wel eerder hier geweest maar hij houdt het hier niet uit en is toen weer weggebleven. Het is een stille. Ik vind het maar raar dat hij hier zit. Dit is toch geen sfeer voor iemand die nog niet eens 21 is. Wat moet hij wel niet denken?

Vandaag moeten we scoobidoo touwtjes verpakken. Nummer één aan de tafel stopt een papiertje bij de zakjes erin. Nummer twee doet er een kaartje op en niet dat vast. Nummer drie stopt zes van die zakjes in een grotere zak. Nummer vier stopt 24 van die grotere zakken in een doos. Ik ben nummer twee in deze werkverdeling.
Je moet behoorlijk kracht op de nietmachines zetten om de nietjes goed dicht te krijgen. Al na een half uur voel ik het behoorlijk in mijn polsen. Ik vraag me af hoe ik er aan het eind van de ochtend aan toe zal zijn.

Rond kwart voor tien vraagt de meewerkend voorman de aandacht. Of we naar boven gaan om in de kantine kennis te maken met de nieuwe productieleider. Er wordt een flap-over neergezet. Een collega kijkt mij met een pruimenmondje aan.
“Zie je dat?” Ja ik zie het. We zijn een beetje allergisch geworden voor die flap-over.
Meestal betekent dat ding dat we iets vervelends te horen krijgen.

‘Diagnose’
De nieuwe productieleider heeft een rode blouse aan gaat voor de groep staan. Stelt zich voor met zijn voornaam. Zijn achternaam mogen we niet weten, denk ik. Hij gaat vertellen wie hij is. Dat doet hij door dingen over zijn verleden te vertellen. Alsof dat hetzelfde is. Hij is geboren in 1964. Heeft drie kinderen. De jongste is vandaag 8 geworden. Hij had vandaag op koekjes willen trakteren.Tussen zijn zesde en zijn twaalfde heeft hij een enorme ‘bak ellende’ over zich heen gekregen. Hij heeft ooit een tijd in een koekjesfabriek gewerkt.
“Zijn dat die koekjes waarop je wou trakteren?”
“Nee, ik bedoelde verse.”
Hij gaat verder. Heeft een tijdje heel hard gewerkt, in de logistiek. Kwam twee jaar thuis. Kwam toen bij SagEnn terecht. Ze hebben hem een baan aangeboden. Hij ‘diagnosticeerde’ bijstandsgerechtigden. Hij is gebonden aan regelgeving van de Wet Werk en Bijstand.
Als er geen werk is, zal hij alternatieven voorleggen. Daarbij moet je denken aan cursussen Word, surfen op internet, vacatures vinden op internet, solliciteren, dat soort dingen. Hebben jullie vragen?
Ik: “Bij die cursussen moeten we dan weer bij de buren gaan aanbellen en vragen om vacatures.”
“Nee, dat is eruit. Zulke dingen doe we niet meer.”
Ik stel nog een vraag: “Je gebruikt het woord diagnosticeren tot twee keer toe. Betekent het dat je werkloosheid ziet als een ziekte? Dat het aan ons ligt dat werkloos zijn?”
“Wat ik bedoel is het volgende: je wilt piloot worden maar je hebt alleen maar een lagere school diploma. Dan is dat niet reëel.”
“En jij gaat ons diagnosticeren?”
“Ja, ik maak notities en kijk wat je kunt en wat jouw belemmeringen zijn.”
Nu spring ik zowat uit mijn vel. Hij is geen psycholoog en geen socioloog en geen maatschappelijk werker. En hij moet mij op basis van inpakwerk gaan vertellen wat ik kan en wat niet.
Hij voelt wel dat ik zit te ontploffen en zegt dat hij daar met mij in een gesprek wel nader op terug wil komen.
Een collega zegt: “Waarom ga je het alleen aan haar vertellen. Waarom niet aan iedereen. Jullie gebruiken woorden waarvan ik niet eens weet wat het is. Ik moet het toch ook weten. Wat is dat? Waar gaat dit over?”
De nieuwe productieleider legt uit wat een diagnose is. De collega zegt dat het om een ander woord ging. Hij vindt het allemaal maar stom. Iedereen begint te praten, over wat een diagnose is en wat diagnosticeren dan eventueel zou kunnen betekenen. De nieuwe productieleider stuurt ons allemaal naar buiten voor een rookpauze.

Deur dicht
Daarna gaan we verder. Hij heeft een nieuwe regel bedacht. De deur naar het kantoorgedeelte gaat dicht. Consulenten mogen niet meer zomaar in de zaal komen en ook anderen ook niet. Een collega zegt er iets over dat dat steeds gebeurt. Niet prettig!
Ik vul aan: “Ik vind het onbehoorlijk dat ze dat gewoon blijven doen. We hebben bij de vorige evaluatie al aangegeven dat we dat vervelend vinden.”
De collega: “Ze moeten zeggen wie ze zijn.”
“Ik ben daar ook voor,” roep ik.
Een andere collega wil juist dat de deur naar de consulenten open blijft.
De nieuwe productieleider begint over iets anders. Hij zegt dat hij ontzettend de pest heeft aan agressie. Hij loopt daarbij iets verder naar voren en staat nu tussen de mensen, zijn handen gebald en kijkt naar ons om het effect van deze opmerking te bestuderen.
“Daar wordt’ie zo agressief van,” zeg ik tegen mijn buurvouw en ik krijg de slappe lach.
“Ik ben een beetje dominant,” is de volgende opmerking.
Koffie op de werkplek wordt niet meer toegestaan. De productie mag niet meer versneld of vertraagd worden. Het opjutten en afremmen moet dus afgelopen zijn. Dat is mooi.
Ik zeg ook iets over het observatieraam. Van het antwoord versta ik geen woord.
Van een vrouw naast me begrijp ik dat het raam misschien wel wordt afgeplakt.

Foutje
We gaan weer aan het werk beneden. Maar er is iets fout gegaan. De verkeerde kaartjes zitten op de verkeerde zakjes. Je hebt zakjes met 100 touwtjes en je hebt zakjes met 50 touwtjes. En nou zitten de verkeerde kaartjes op een partij zakjes. De hele handel moet terug. Foutje van de leiding. Niet opgelet !

Rotte appels
Ik klets wat in de wandelgangen. Ze hebben iemand weggestuurd. Ze willen nu de rotte appels uit de mand halen om het voor de anderen beter en veiliger te maken.
Ik hoor ook dat iemand van SagEnn een keer gezegd heeft: “Dadelijk staan ze me op te wachten.”

Van de week gaat de locatiemanager met de gemeente praten. Over de reiskostenvergoeding en over het strenge beleid. De gemeente is van de harde hand. Als één van ons ook maar ergens een steek laat vallen, moet hij meteen uit de uitkering gezet worden. SagEnn heeft het goed met ons voor, dat moet ik wel begrijpen.

Donderdag 28 april 2005

Ik ben vroeg op de werkfabriek.
We gaan weer scoobidoo touwtjes inpakken. Een collega vindt het nieuwe beleid maar niks. “Geen rookpauzes meer, dat is toch belachelijk!”

Er is een ander klusje te doen. Ik wil wel. Er gaan nog een paar mee. Aan een tafel achterin de zaal, en achter een muur van kartonnen dozen staat een tafel. Daar moeten plastic stroken voorzien worden van dubbelzijdig tape. Het is een precies klusje want de tape moet tegen de rand aan geplakt worden maar mag er niet overheen vallen. Twee collega’s lopen gelijk terug naar de scoobidoo touwtjes. Die zien het helemaal niet zitten. Een andere doet het een poosje maar houdt er dan ook mee op. Niet leuk, dat gepriegel. Een andere collega volgt haar op maar baalt er ook snel van.

Brief van de gemeente
Thuis ligt er een brief van de gemeente op de mat. Vorige week heb ik mijn casemanager gebeld omdat ik vond dat het de spuigaten uitliep. In de brief staat dat ik mee moet werken aan het traject. Het zijn twee pagina’s maar op de tweede staat dat het pagina vier is. Óf twee pagina’s zijn zoek óf de vier had een twee moeten zijn. Moeilijk hoor, een brief uitprinten !!!

Vrijdag 29 april 2005

Als ik de hal binnenkom, zie ik dat er al een hoop aan het werk zijn. Ik loop naar de tafel waar het dubbelzijdige tape op plastic stroken wordt geplakt. Kennelijk heeft nog niemand zich nog geroepen gevoeld om daarmee verder te gaan. Nu doe ik het dus, in mijn eentje.
Een meewerkend voorman komt vragen of ik hulp nodig heb. Ik zeg dat het mij niet uitmaakt, dat ik me niet verantwoordelijk voel voor de productiedoelstelling. Hij loopt wat rond, kijkt op een lijst en komt vertellen dat er zeker tien mensen vandaag niet zijn komen opdagen. Hij kan niemand missen aan de ander tafels. Mij best.

Dan komt de productieleider er even bij zitten. Hij knipt de stroken doormidden zodat ik niet van die hele lange einden hoef te verwerken. Het is zijn laatste dag en hij heeft een goed humeur. Ik vraag of het hem niet is tegen gevallen. Hij zegt van niet.
Hij heeft een artikel gelezen dat ik vorige week voor hem had meegebracht. Hij was het niet met alles eens maar vond het wel een goed artikel.
“Het kan efficiënter,” geeft hij toe.
Hij zegt ook dat er wel tien a vijftien mensen in onze groep zitten die goed bemiddelbaar zijn.
”Die kan ik zo wegzetten in de markt,” Ik kijk hem aan en vraag me af waarom hij dat dan niet doet, hij begrijpt mijn blik zonder dat ik iets hoef te zeggen.
“Maar ik kan niet de hele wereld op mijn schouders nemen.”
Er komt iemand de zaal binnen. “De soesjes,” hij gaat erheen. We pauzeren met soesjes vandaag. Hij houdt er geen speech bij, zegt eigenlijk niks. Geen woorden maar daden, zo’n man is het. Als hij praat, maakt hij meestal korte zinnen, en ondertussen kijkt meestal naar de vergezichten, zoals die in deze ruimte voorhanden zijn. Volgens mij wil hij het liefst voortdurend weten wie waar is en wat’ie doet.

Na de pauze krijg ik hulp. Dat heeft een meewerkend voorman geregeld. Een vrouw knipt de stroken die ik van dubbelzijdig tape heb voorzien in stukjes van elf centimeter. En later komt er nog iemand bij staan. Dat is H. Hij heeft in een olieraffinaderij gewerkt op Curaçao. Had een leidinggevend positie. Heeft diploma’s maar hier begrijpen ze niet eens wat voor diploma’s dat zijn. Ik zeg dat die consulenten hier totaal geen verstand hebben van dat soort dingen. Dat er al meer mensen zijn geweest waar ze vacatures voor kwamen aandragen die totaal niet aansloten.
Aan het eind van de ochtend gaat een aantal mensen naar de vertrekkende productieleider toe om hem een hand te geven. Ineens staat hij voor me en geeft hij me een hand. “Prettig samengewerkt te hebben,” zegt hij.
Ik ben verbaasd door zijn snelheid en zeg: “Ik was niet zomaar weggelopen hoor.”

Terug naar de homepage, verder naar week 7