Ontvangst
Het reïntegratiegebouw van SagEnn zit op de Hazenkamp 11, dat is in Arnhem Zuid,
bij Rijkerswoerd, vijfendertig minuten fietsen vanaf mijn huis. Ik ben niet
de eerste, er staan al een stuk of vier lotgenoten op de stoep te roken. De
fiets leg ik aan de ketting aan een hek. Eigenlijk is dit een parkeerplaats
voor auto’s, maar een fietsenrek zie ik niet.
We moesten hier om half negen zijn dus als het zo laat is, lopen we naar binnen.
Er komt ons een vrouw tegemoet die ik nog nooit eerder gezien heb en die zegt
dat we ‘naar boven mogen’. Boven is het warm. In de gang staat mijn consulente.
Ze doet haar armen wijd en zegt dat we ‘naar beneden mogen’.
We gaan maar weer naar buiten.
Sommigen steken maar weer een sigaretje op omdat het zo koud is.
Tien voor negen gaan we naar binnen, twintig minuten later dus dan de afspraak was. We moeten eerst door een ruimte met ongeveer 15 computers, een koffieautomaat. In een grote hal staan stoelen opgestapeld. We moeten er eentje pakken en daarmee de trap op naar een soort van entre sol, een tussenverdieping, die duidelijk nieuw is want de houten vloer is niet gevernist en je kunt de nerven in het verse hout nog zien. We gaan zitten en een dikke korte man met kort zwart haar en een lichtgroen overhemd gaat voor de groep staan. Hij blijkt hier de locatiemanager te zijn en begint ons te vertellen wat de regels zijn. Hij leest alles voor en zegt dat we aan het eind van de ochtend de regels op papier zullen krijgen. We zullen dan het reglement moeten tekenen
Gij zult niet mobiel bellen
Ter beschikking gestelde materialen en gereedschappen mogen niet vernield worden.
Nederlands is de voertaal. Je mag geen fysiek geweld gebruiken. Je mag geen
wapens bij je hebben.
Je mag niet onder invloed van drugs of alcohol verkeren tijdens het werk.
Je moet er verzorgd uitzien en schone kleren aan hebben die niet kapot zijn.
Als er veiligheidsvesten nodig zijn dan zorgt SagEnn daarvoor. Die mag je niet
kapot maken.
Als er gasmaskers nodig zijn....
”Jeetje wat ben je allemaal wel niet van plan man,” roept een vrouw. Ze windt
zich erg op.
“Het is voor jullie veiligheid” zegt Jan, de man van de lichtgroene blouse.
Zijn mobieltje gaat. Hij neemt op en praat enige minuten mobiel voordat hij
weer verder gaat met zijn reglementen.
“Jullie mogen niet mobiel bellen,” zegt hij.
Een donkere jongen met een petje op roept: “Hé kerel, ik kom van Curaçao, dat
kan echt niet. Ik moet bereikbaar zijn voor mijn familie.” Een andere man met
een plastic koffielepeltje achter zijn oor protesteert ook.
En weer een andere man zegt tegen de locatiemanager dat hij hem wel heel erg
koel en gevoelloos vindt en dat het hem niet aanspreekt.
Iemand roept dat de Sociale Dienst alleen tussen half negen en half tien ’s
ochtends te bereiken is, dus dat is wel erg onhandig als we van half negen tot
half één moeten werken elke dag.
“Dat valt wel te regelen in overleg met de productieleider en je consulent bij
SagEnn hier,” is het antwoord.
De manager gaat verder met het reglementen. Het kan voorkomen dat we op locatie
gaan werken. Dat gaat op basis van vrijwilligheid maar dan worden de werktijden
aangepast aan de opdrachtgever. Het kan dus zijn dat je dan van zes uur ‘s ochtends
tot twee uur ’s middags werkt.
We mogen geen huisdieren meenemen en we moeten beheerst reageren.
Het gaat maar door, ik versta niet alles, hoor wel vrij vaak het woord ‘ter
beschikking stellen’ in zijn verhaal.
Hij stelt de productieleider en twee meewerkend voormannen aan ons voor. De productieleider is een stevig gebouwde man met grijs haar en groene ogen. Een meewerkend voorman is lang en dun en heeft zwart sluik haar en opvallend lichte ogen. De andere is een stuk kleiner. Hij is van Marokkaanse afkomst.
Turven doe je zo!
Na dit verhaal gaan we naar beneden. Daar staan zes tafels met stoelen eromheen.
Er staat ook een bord met grote vellen papier erop en een tekening.
Er wordt ons uitgelegd dat we schroeven moeten voorzien van een kleine ring,
een grote ring, en dan een rubberen ring.
Twee mensen moeten er tellen, er moeten steeds honderd schroeven in een doos.
Samen met een vrouw die ik al van de workshop bij SagEnn in het najaar ken,
ga ik tellen en dozen vullen. Na een tijdje komt de productieleider naar ons
toe. Hij vraagt of we soms een potlood willen om mee te turven. Ik wel, ik ben
dol op potloden, mijn buurvrouw niet. Voor de zekerheid doet de productieleider
met gebaren in de lucht voor hoe je moet turven. Kennelijk denkt hij dat ik
niet kan tellen. Ik reageer maar niet.
Het observatieraam
Boven in de zaal zit een raam. Achter dat raam is het kantoor van de SagEnn-consulenten.
Ze kijken naar wat er beneden in de zaal gebeurt. Ik zwaai even. Het helpt,
ze gaan weg achter het raam.
“Had je zeker niet gedacht hè, dat je hier terecht zou komen?”
De ochtend vordert. Op een gegeven moment loopt de productieleider naar een
collega bij mij aan tafel toe en zegt: ”Dat had je zeker niet gedacht, dat je
hier terecht zou komen?”
“Geen commentaar.”
De productieleider: “Oh, nou dan wil ik weten waarom want meestal zit daar dan
een bepaalde gedachte achter.“ Ze praten op gedempte toon verder. Hij loopt
even later weg.
Ik wil een brief waarop staat dat ik hier moet komen.
Tijdens de pauze zeg ik tegen een meewerkend voorman dat ik niet eens een brief
heb waarop staat dat ik ’s ochtend naar SagEnn moet. Dat de communicatie flut
is.
Hij geeft me gelijk. Ik vraag of hij er iets aan gaat doen. Hij zal erachteraan
gaan.
Aan het eind van de ochtend hebben we het boekje met de huisregels, dat ons
was beloofd, niet gekregen.
Vandaag ga ik schroeven voorzien van ringen. Een collega heeft gisteren een wondje aan haar hand opgelopen. Ik ga niet aan de tafel staan waar we gisteren stonden te tellen maar aan één van de andere tafels.
Niet met z’n allen bij elkaar gaan staan hoor!
Eén van de meewerkend voormannen begint: “We kunnen hier niet met z’n zessen aan een tafel hoor.” Gisteren kwamen hij en zijn collega nog om de haverklap naar ons toe om te vragen of we het tellen nog niet beu waren en of we niet wilden wisselen. Nu willen we iets anders doen dan tellen en vinden ze dat lastig. Een blonde vrouw met lang haar, smalle lippen en grote ringvormige oorbellen wil wel tellen. Een vrouw met zwarte krullen doet met haar mee. Opgelost.
Is de gemeente nou op de hoogte of niet?
Een collega heeft gistermiddag een gesprek gehad met haar casemanager bij de
gemeente. Ze zegt dat die niet op de hoogte was van de gang van zaken bij SagEnn.
Ze heeft verteld dat we drie maanden niets gehoord hebben, dat we pas vorige
week zijn ingelicht over deze werkverschaffing, dat er geen enkele begeleiding
is geboden bij het solliciteren. SagEnn heeft in anderhalf jaar tijd niet veel
gedaan om haar te helpen.
Stage lopen met behoud van uitkering, ongeacht tientallen jaren ervaring
Vandaag komt een consulente van SagEnn een collega vertellen dat er eventueel
een stageplek mogelijk is. Het gaat om werk dat zij al jaren heeft gedaan. Zo
loopt ze dus de kans om als ervaren kracht gratis te gaan werken. Een paar anderen
aan tafel vinden het geen stijl.
“Nou, hier word ik anders ook niet betaald.”
Jas aan
De meeste mensen hebben het koud en werken met de jassen aan. De ruimte is heel
groot en daardoor waarschijnlijk moeilijk te verwarmen. Al die mensen met hun
jassen aan maakt dat het eruitziet of ze elk moment weg kunnen lopen, alsof
dit maar een zeer tijdelijke toevallige speling van het lot is. Was dat maar
zo. Het is beleid. En als we weglopen krijgen we geen bijstand meer.
‘Assistent’ gezocht
De productieleider komt aan tafel vertellen dat hij iemand zoekt die als een
soort assistent van de meewerkend voormannen aan de gang wil.
“Dan moet je boven de kantine schoonhouden, koffie en thee maken en ‘hier voor’
de boel een beetje bijhouden.“
Ik wil niet. We ‘mogen’ erover nadenken. Hij zegt dat hij nog terugkomt om te
vragen wie er wil. Als hij weg is, zeg ik: “Dan moet je de wc’s schoonmaken.
Dat is wat hij bedoelt met hier voor.”
Als de productieleider terugkomt, wil niemand van onze tafel.
Hij zegt tegen een blonde vrouw: “Jij ook niet? Ik had de indruk dat jij er
wel voor voelde.”
Nee, ze wil niet.
Aan een andere tafel zit een vrouw die nooit wat zegt en die wil wel. We zien
haar aan het einde van de ochtend met een emmer sop in de richting van de wc’s
lopen. Ik heb dan al besloten hier nooit naar de wc te gaan. Er schijnen mannen
naar dames wc gaan en er wordt naast de pot gepiest. Als de wc net schoongemaakt
is, zegt mijn buurvrouw dat ze er wel even heen wil. Maar zij is niet de enige.
Er staat een rij. Ze laat het maar zitten.
“Jij staat er strak in”
De productieleider komt bij ons staan. Ik zeg tegen hem dat de communicatie
vanuit SagEnn slecht is, dat ik in een brief, zwart op wit wil wanneer ik moet
komen. Het is toch gek dat ze zomaar van het ene op het andere moment verwachten
dat je komt zonder dat ze erbij vertellen waarom en wat je rechten en plichten
zijn. Er zijn mensen bij die kinderen hebben en oppas moeten regelen. Ik heb
geen kinderen maar er ligt wel een rottweiler thuis. Ik zeg ook dat ik het als
een provocatie ervaar dat de locatiemanager ons gisteren verbood om een mobiel
aan te hebben staan terwijl hij zelf uitvoerig stond te bellen. En dat terwijl
hij ons toch wat aan het vertellen was.
De productieleider: “Jij staat er strak in.”
En: “Dat van die rottweiler is bluf hè?” Ik geef toe.
Ik vraag hem of hij soms ook pas vrijdag heeft te horen gekregen dat het project
gisteren van start ging. (Van de meewerkend voorman weet ik namelijk dat hij
pas afgelopen vrijdag een telefoontje heeft gehad.) Nee, op zo’n korte termijn
zou hijzelf geen beslissing kunnen nemen. Hij moet van tevoren weten om wat
voor mensen het gaat. Hij zegt dat hij dit nog nooit heeft meegemaakt, dat er
mensen bij zijn die niet zo handig communiceren.
“Ja, maar daar is wel het nodige aan vooraf gegaan,” zeg ik. Ook ik heb dit
nog nooit meegemaakt.
Als ik mijn fiets neerzet, komt een collega naar me toe. We moeten een bond
oprichten. Hij wil opkomen voor zijn rechten,“weet je wel.”
De deur gaat open. De productieleider komt erachter te voorschijn.
“Goedemorgen”.
Als ik hoor dat er een radio geregeld is, vraag ik hem of ik dan een koptelefoon
op mag. Ik zeg dat ik hoofdpijn krijg als ik vier uur lang een radio moet aanhoren.
Hij belooft na te denken over een oplossing.
Informanten circuleren van tafel naar tafel
Binnen kies ik een lege tafel. Een vrouw komt naast me staan. Tussendoor komen
zowel de productieleider als de twee meewerkend voormannen, een tijdje bij ons
aan tafel staan. Ze staan nu eens aan de ene tafel en dan eens aan de andere.
Ze willen de mensen een beetje leren kennen maar iedereen ziet ze als informanten.
Er zijn dingen die je voor je houdt als zij in de buurt zijn.
Ik vraag de productieleider wat hij voor een achtergrond heeft.
“Mediator en conflictbemiddelaar.”
Nou, als ze een conflictbemiddelaar op ons afsturen dan weet ik genoeg, denk
ik bij mezelf.
Hij zegt dat hij een zware ochtend achter de rug heeft.
“Oh, daar heb ik niks van gemerkt,“ zeg ik.
Hij heeft kennelijk in zijn kantoortje aan conflictbemiddeling gedaan.
De wijzers van de klok zijn niet vooruit te branden
Er wordt een klok opgehangen. Dat is een verbetering want ik heb geen horloge
en de tijd gaat langzaam. Gisteren dacht ik dat het half elf was en het bleek
pas half tien te zijn. Het eerste uur van de dag gaat steeds het traagst.
Een collega maakt zich boos, praat opeens keihard, tegen niemand in het bijzonder
en tegen iedereen in het algemeen: “Het is geen stijl dat de buskaart niet vergoed
wordt.” Sommige mensen knikken.
Aan de productieleider vraagt hij:“Gaan jullie ons nou een keer echt werk geven,
dat betaald wordt. Ik zit hier maar te werken en ik krijg niet betaald, dan
kun je toch veel beter echt werk doen.”
Iemand mompelt later dat het kwartje nu blijkbaar ook bij hem gevallen is.
De productieleider komt later weer even langs en zegt: “Dit is de derde dag,
mensen beginnen het nu te beseffen.”
Hij houdt vol dat hij het leuk werk vindt.
Nog geen brief, nog geen reglementen
Ik vraag aan iemand van de leiding of ik, zoals ik gisteren heb gevraagd, zwart
op wit kan krijgen wanneer ik moet komen werken of in ieder geval dat ik er
geweest ben. Hij zegt dat er geen brief door SagEnn wordt geschreven waarin
precies staat wat dit project inhoudt. Dat kan niet. En verder moet ik het via
mijn consulente spelen, wie was dat ook alweer. Of moet hij het zelf doen?
“Ja, graag, als jij het met haar wilt bespreken.” Hij is weer snel weg.
Geen brief dus. En ook de reglementen die we maandag al zouden krijgen, hebben
we nog niet gekregen.
“Radio: kwestie van een stukje beleving”
Om half elf zet de productieleider de radio uit. Er gaat geloei in de zaal op.
De productieleider zegt: “Er zijn sommige mensen die er last van hebben. Hij
gaat nu even een half uur uit en daarna mag hij weer aan.”
Een boze collega: “Wie is die saaie Piet dan, wat is dat voor een stom gedoe.“
De productieleider herhaalt wat hij net gezegd heeft. Aan de reacties in de
zaal te merken, lijkt het erop dat ik de enige ben die de radio niet aan wil.
Maar zeker ben ik daar niet van.
Aan de productieleider vraag ik: “Loopt het niet uit de hand?” Hij denkt van
niet.
“Het is een kwestie van een stukje beleving. Het gaat niet alleen om de radio
maar om de beleving.”
Dat vind ik niet persé een geruststelling.
Goede Vrijdag misschien vrij
De locatiemanager komt in een vanillevlageel overhemd de aandacht vragen. “Dames
en heren: Vrijdag is het Goede Vrijdag, als de productie goed is, dan bestaat
er de mogelijkheid dat jullie vrij krijgen.”
Later hoor ik dat we ver voor liggen op schema. Tegen een collega zeg ik: “We
krijgen zeker vrij want ze willen zelf maar al te graag vrij die dag. Bovendien
hebben ze niet zo heel veel werk.”
Als een meewerkend voorman aan onze tafel komt zeg ik: “ Ze kunnen het nu toch
niet meer maken om ons geen vrij te geven als er zoveel mensen niet zijn komen
opdagen, terwijl wij hier netjes zijn.”
“Nee,“ zegt hij “Dat kunnen we niet meer maken.”
Ik hoor van hem dat ze hadden verwacht dat we in één week twee pallets zouden
vol krijgen. We hebben er nu in drie dagen al vier vol gemaakt. We liggen dus
ver voor op schema. Het vanillevlagele overhemd zal dus stevig aan de acquisitie
moeten werken om ons bij te benen.
Schaamte
Ik vraag aan een collega of ze aan familie en vrienden heeft verteld over dit
‘werk.’ “Nee, ik schaam me dood.”
De schoonmaakster
Het is half één geweest en ik fiets naar huis. Ik rijd een stukje op met een
collega.
Ze zegt: “Ik voel me soms slaaf van de situaties en omstandigheden.
Ik heb wel een tijd gewerkt. Mijn inkomen schommelde van een klein beetje naar
een klein beetje meer en toen hield het werk op en kwam ik weer thuis, in een
uitzichtloze situatie.” Een afslag nadert. Zij fietst naar rechts, ik naar links.“
Tot morgen.”
De angst voor zwart op wit:
Thuis schrijf ik een e-mail aan mijn consulente bij SagEnn:
Ik heb nu drie ochtenden van half negen
tot half een bij jullie op de Hazenkamp 11 gewerkt. De eerste ochtend werden
er reglementen voorgelezen. Ik hoor slecht en kon niet alles verstaan maar omdat
beloofd werd dat we die op papier zouden meekrijgen maakte ik me er niet druk
over. Nu heb ik ze nog niet. Zou jij dat voor mij kunnen regelen?
Daarnaast heb ik nog steeds geen brief waarin staat dat ik moet komen. Ik heb
van de productieleider begrepen dat dat een probleem is. Ik zou graag zo'n brief
krijgen. Kun jij dat verzorgen of anders per mail even laten weten dat dat niet
kan?
Ik begrijp niet waarom zo'n brief een probleem is.
Vorige week belde je mij om te weten of ik liever 's ochtends of 's middag ingeroosterd
wilde worden. Mijn voorkeur ging uit naar 's ochtends. Bovendien wilde ik die
maandagmiddag een privé-afspraak nakomen. Je zei toen dat je mogelijk de gemeente
daarover in zou lichten. Daardoor ging ik ervan uit dat de gemeente weet wat
er aan de hand is. Nu twijfel ik daar weer aan. Maar goed het feit blijft dat
ik zwart op wit wil wanneer ik gewerkt heb.
Ik zou het erg op prijs stellen als je deze mail in ieder geval zou beantwoorden.
Koppen turven
Ik neem me voor te gaan bijhouden hoeveel mensen er ‘s ochtends werken. Vandaag
zijn dat er 27, de twee meewerkend voormannen en de productieleider niet meegerekend.
Consulente zegt niets te kunnen doen.
Een collega heeft een brief naar de gemeente gestuurd waarin ze schrijft dat
ze bij SagEnn, sinds het begin van haar traject, ruim een jaar geleden, niet
veel voor haar hebben gedaan.
Ze krijgt een gesprek met haar consulent. Later hoor ik dat de consulent heeft
gezegd dat ze niet veel voor haar kunnen doen. Ze zien het niet zitten met haar.
Ze zit hier om te bewijzen dat ze wel kan werken.
“Wie is zij dat ze uit kan maken dat ik niet kan werken.”
Ik vind het sterk en goed van haar dat ze hier komt bewijzen dat ze kan werken.
Bovendien vind ik het schandalig dat ze haar de put in praten.
Jij gaat schoonmaken?
“Nee kan niet, ik pijn !!!”
Een van de meewerkend voormannen vraagt aan een nieuwe Koerdische vrouw of ze
wil meelopen bij het schoonmaken. De vrouw wil niet. Ze heeft last van haar
rug en haar schouder en haar nek. Ze heeft steeds aangegeven dat ze niet wil
schoonmaken, zegt ze.
De meewerkend voorman weet niet beter of zij komt de klus van degene die schoonmaakt
gedeeltelijk overnemen. Hoe dat verhaal de wereld in komt, is onduidelijk want
ze wil echt niet.
Ze hoeft uiteindelijk niet, ze mag bij ons aan tafel ringetjes op schroeven
draaien.
Schroeven draaien
Aan een tafel schuin achter ons ‘werkt’ een slanke jongen. Hij zit op een muurtje
dat tegen de wand aan staat. Hij kijkt verveeld voor zich uit en doet niks.
Af en toe wordt er aan die tafel gelachen en lawaai gemaakt. Ze zijn het er
duidelijk niet mee eens dat ze hier verplicht moeten werken voor hun bijstandsuitkering.
Ik ook niet, maar de vraag is op welke manier de ochtenden het snelst voorbijgaan.
De productieleider, vraagt die jongen voor een gesprek en ze gaan in het kantoortje
in de hoek van de loods zitten.
Later komt de jongen weer terug en gaat ‘aan het werk’. Het valt wel op dat
hij de schroeven die klaar zijn nogal agressief in de bak gooit.
Zwart op wit
De productieleider komt naar me toe en zegt: “Jij hebt jouw consulente een mailtje
gestuurd hè, gistermiddag?”
“Gisteravond,” zeg ik.
“Daar komt ze nog op terug.”
Later op de ochtend komt de consulente naar me toe.
“Oh, ja jou moet ik nog hebben. Was er niet iets met een mailtje dat ik gestuurd,
over, even denken. “
“Ik wil zwart op wit wanneer ik moet komen. Wanneer ik geweest ben en ik wil
de reglementen die zijn beloofd en die ik nog steeds niet heb.”
“We hebben niet zoiets als een standaardbrief, waarin staat dat je hier moet
komen. Dat is er niet. En die reglementen liggen bij de drukker. Maar als je
iets wilt waarop staat dat je hier geweest bent, ja dan, misschien kan ik..”
“Kun je dat niet maken. Ik wil het ook wel doen maar jij kunt dat natuurlijk
ook wel. Kijk als ik een kopie vraag van de presentielijst dan heb ik alle namen.
Dat zullen jullie vast niet willen.“
Ze belooft dat er een papier komt waarop staat aangegeven wanneer ik gewerkt
heb.
Ik moet jullie teleurstellen
Halverwege de ochtend kom de locatiemanager in zijn vanillevlagele overhemd
de vloer op. Hij weet dat iedereen wil horen of we morgen vrij krijgen of niet
maar hij zegt niks en verdwijnt weer.
Rond een uur of half twaalf komt hij weer de zaal in.
“Mensen ik moet jullie teleurstellen. Morgen kunnen jullie niet komen werken.“
Zijn ogen twinkelen. Alleen de zijne, verder vindt niemand het een leuke grap.
Kledingperikelen
Een collega van mij heeft haar eigen handschoenen meegenomen. Aan het eind van
de ochtend zitten er al stevige slijtplekken in en een gat.
“Kan je nagaan, wat het met mijn handen doet. Stel nou dat ik morgen in een
bureaufunctie kan beginnen. Met zulke handen kun je niet aankomen.”
Mijn trui gaat er ook niet op vooruit. Kleine metaalfragmentjes dringen in het
breiwerk en veroorzaken een grijze gloed. Ik neem me voor om volgende week oude
kleren aan te trekken. We mogen geen kleren aan die stuk zijn of stinken. Maar
ze kunnen natuurlijk niet controleren of je een vieze onderbroek aan hebt of
niet. Misschien een idee voor een protestactie.
Creatief met schroeven
Anderen hebben al een ander soort protestactie bedacht: ze schuiven soms wel
dertig ringen op een schroef en plakken die vast met de tape, net een barbecuespies.
Die kunnen niet in de doos voor de opdrachtgever.
Een van de meewerkend voormannen legt mislukkelingen op onze tafel.
Aan een andere tafel stapelt een man de schroeven in vierkanten en maakt er
zo een hoog maar akelig wankel bouwwerk van.
De rubbertjes kun je op de plaats krijgen door ze mee te draaien met de schroefdraad.
Maar je kunt de schroef ook als injectienaald vasthouden tussen twee vingers
en met wat kracht de rubbers erop duwen. Dat kan wel pijnlijk zijn als je de
schroefdraad raakt.
Op de fiets naar huis komt er een collega naast me rijden. Zij wil ook graag zwart op wit wanneer ze moet komen werken. Ze is niet van plan om zich als vuil te laten behandelen. Ze baalt als een stekker.
“De cursus begint”
Later minder ik vaart om naast een andere collega te gaan fietsen. Sinds december
is hij werkloos. Bij SagEnn hebben ze hem pas geleden gebeld ‘dat de cursus
begon’. Daar mee bedoelden ze dit werk: ringetjes op schroeven draaien dus.
Hij zegt: “Nou mooie cursus”
Ik sta perplex dat ze hem zo om de tuin hebben geleid. Hij heeft ook geen brief
over wanneer hij moet komen. Ik vertel hem dat niemand zo’n brief heeft.
De brief is binnen
Een brief van SagEnn. De gevraagde brief. Ik vraag me af wat er gebeurd is.
Donderdag heeft mijn consulente dit nog mondeling geweigerd. Ik kon hooguit
een bevestiging krijgen van de dagen dat ik gewerkt had en niet een algemene
brief over wat dit hele project voor mij inhoudt. Nu heb ik dus wel een summiere
brief. Het stelt niet veel voor, want er staat niet in dat ik hier productiewerk
zit te doen en ook niet wat mijn plichten en rechten zijn. Er wordt voortdurend
gedreigd met sancties maar ze willen het blijkbaar niet op papier zetten.